Men kan in hoger beroep tegen verzoek tot OTS ingaan:

Op https://www.stichtingkog.info/media/20181110_KOGnieuwsbrief-12_online.pdf de najaarsnieuwsbrief 2018 van stichting KOG, met de precedent die ouders goed in hoger beroep kunnen gebruiken.

 

>> Zorgt u ervoor dat u een advocaat hebt die niet meegaat in de vaagheid van de beschermingsinstanties! Het Hof Amsterdam heeft laten zien hoe de wet serieus genomen kan worden, met name artikel 1:255 lid 1 en 4 BW.*

Dus FEITEN, geen veronderstellingen. Concreet.

 

Hieronder eerst de Raad voor de Kinderbescherming, geciteerd in de uitspraak van het Hof Amsterdam, 28 augustus 2018 : ECLI:NL:GHAMS:2018:3132 .

 

Op https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL:GHAMS:2018:3132 staat de gehele uitspraak.

 

“In zijn (laatste) rapport van 18 juni 2018 concludeert de raad dat sprake is van een bedreigde ontwikkeling van [de minderjarige, het kind]. Deze bedreiging bestaat volgens de raad uit:

- het feit dat [de minderjarige] opstandig gedrag vertoont na een omgangsweekend bij vader;

- het feit dat ouders geen overeenstemming kunnen bereiken over een omgangsregeling;

- het feit dat er een risico bestaat dat, bij voortduring van de gespannen situatie tussen [de minderjarige] en haar ouders, zulks in de toekomst leidt tot een verergering van haar opstandig gedrag;

- het feit dat ouders door hun verschillen van mening niet in staat zijn gezamenlijke beslissingen te nemen als het gaat om hulpverlening voor [de minderjarige];

- de omstandigheid dat de ouders op dit moment onvoldoende in staat zijn om onder eigen verantwoordelijkheid die bedreiging(en) weg te nemen en hulpverlening te accepteren."

 

Uit die uitspraak:

 

‘De raad verzoekt daarom [de minderjarige] voor de duur van een jaar onder toezicht te stellen. Er is enige tijd nodig om de situatie in kaart te brengen, om ouders zoveel mogelijk op één lijn te krijgen en vervolgens de juiste hulpverlening in te zetten, aldus de raad in het rapport.”

Het Hof neemt vervolgens de wet serieuzer dan de kinderrechter deed:

 

“Met de moeder is het hof van oordeel dat de bedreigingen die in het raadsrapport zijn vermeld, ook met de nadere toelichting van de raad en de GI ter zitting in hoger beroep, niet zodanig ernstig zijn dat deze een ingrijpende maatregel als ondertoezichtstelling rechtvaardigen. Daartoe is het volgende van belang.

 

5.8

Gebleken is dat [de minderjarige] last heeft van de spanningen die de omgang, waaronder inbegrepen de overdrachtsmomenten, met de vader met zich brengen. Zij laat daarbij weliswaar zorgelijk gedrag zien, maar -voor zover thans is gebleken- is dat echter niet erger of anders dan het gedrag van andere kinderen die zich in een vergelijkbare (moeilijke) situatie bevinden en waarbij eveneens loyaliteitsconflicten aan de orde (kunnen) zijn. Die enkele omstandigheid rechtvaardigt dan ook geen ondertoezichtstelling. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is voorts gebleken dat [de minderjarige] zich over het algemeen goed ontwikkelt. Van concrete signalen die tot het oordeel zouden moeten leiden dat [de minderjarige] zodanig opgroeit dat zij ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd, is naar het oordeel van het hof onvoldoende gebleken. De stelling van de raad in dit verband, dat een risico bestaat dat bij voortduring van de gespannen situatie tussen haar ouders het opstandig gedrag van [de minderjarige] kan verergeren, is onvoldoende concreet en te algemeen om een dergelijke ernstige ontwikkelingsbedreiging voor haar aan te nemen.


5.9

De bedreigingen zoals door de raad genoemd en ter zitting in hoger beroep verder toegelicht, hangen voornamelijk samen met het onvermogen van de ouders om de omgang op een voor [de minderjarige] juiste wijze vorm te geven. Dit blijkt overigens ook uit de procedure die tussen de ouders aanhangig is inzake de omgangsregeling en waarin de rechtbank de raad heeft verzocht een beschermingsonderzoek te doen. Uit dat onderzoek is het verzoek tot ondertoezichtstelling gevolgd. Zoals hiervoor overwogen, is het hof van oordeel dat niet aan de gronden voor ondertoezichtstelling is voldaan. Met de raad is het hof het echter wel eens dat de huidige situatie een belasting vormt voor [de minderjarige] . Het is dan ook aan de ouders om in het belang van [de minderjarige] - met inzet van hulpverlening- de omgang (en communicatie) op een zodanige wijze te laten verlopen dat [de minderjarige] daar minder door wordt belast. Gebleken is dat de moeder op dit punt al hulp heeft gezocht, onder meer via de Jeugd- en gezinscoach en dat deze inmiddels anderhalf jaar het gezin van de moeder ondersteunt. Het hof acht het van belang dat de hulpverlening wordt gecontinueerd en eveneens specifiek voor [de minderjarige] wordt ingezet. Voor zover de voor [de minderjarige] noodzakelijke hulp niet kon worden verleend omdat de vader als mede gezag dragende ouder daar tot nu toe zijn medewerking aan heeft onthouden, overweegt het hof dat er andere wegen openstaan dan de verstrekkende maatregel van ondertoezichtstelling om die medewerking en toestemming alsnog te verkrijgen.

 

5.10

Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking dan ook vernietigen en het inleidend verzoek van de raad alsnog afwijzen. De overige grieven van de moeder behoeven hiermee geen verdere bespreking.’ (https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2018:3132).

 

> Deze rechter wijst het verzoek van de RvdK af! Geen OTS. Ouders moeten nu zelf de deskundigheid binnenhalen om kennis op te doen om het psychische rugzakje bij scheiding, dat elk kind torst, zo licht mogelijk te maken, dus geen loyaliteitsconflicterende uitstraling bij overdrachten en uithoren over de andere ouder.

 

> Lees in de nieuwsbrief-PDF van KOG wat H. Berndsen daarop toevoegde en schreef! Deze uitleg is ook van belang te snappen. Anticipeer in weerwoorden op  smoesjes  uit de 'jeugdzorg'!

 

*:

BW1:255 even uitgelicht, lid 1 en 4:

 

1.

De kinderrechter kan een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:

a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en

b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen. …..

4.

De kinderrechter vermeldt in de beschikking de còncréte bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige alsmede de daarop afgestemde duur waarvoor de ondertoezichtstelling zal gelden. …

 

- BW1:255 is bedoeld (als taak voor de G.I.) om deze genoemde concrete bedreigingen te doen oplossen, en daartoe bestaat BW1:262 en verder! Dus van belang ook dat te snappen! Om te weten wat ge kan dóén!

 

- Er is vaker geschreven dat ouders met de Awb voortvarend moeten werken, zwart op wit,  om deze bedreiging CONCRETER te krijgen en inhoudelijk invulling te krijgen wat de ouders daartoe aangereikt krijgen (aan hulp en kennis), hoe de vooruitgang còncreet wordt gemeten en waar de grens còncreet ligt om te behalen. Ge snapt nu waarom BW1:262 is vermeld!

 

Hoger beroep kan dus goed werken, wanneer men vooraf al voldoende hebt ingebracht.

 

- Weer vermelden we BW1:247, de basis voor ouders,  dat ook basis is aan de uitspraak: lid

1.

Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden.

2.

Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het gééstelijk en lìchamelijk wèlzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In de verzorging en opvoeding van het kind pàssen de ouders geen geestelijk of lichamelijk gewèld òf enige andere vernéderende behàndeling toe. {De jeugdzorg is vaak een schadelijke 'behandeling', wanneer we de wetenschap lezen.   Gresser e.d.  moge  bekend  zijn}.

3.

Het ouderlijk gezag omvat mede de verplichting van de ouder om de òntwikkeling van de bànden van diens kind met de andere ouder te bevòrderen. {Vergelijk dit lid met BW1:262 lid 3}.

4.

Een kind over wie de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, behoudt na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood  [of na scheiding van tafel en bed, na de ontbinding van het geregistreerd partnerschap anders dan door de dood, of na het beëindigen van de samenleving indien een aantekening als bedoeld in artikel 252, eerste lid, is geplaatst,]  recht op een gelíjkwáárdige verzòrging en opvoeding door beide ouders.  ….

 

Op  jeugdbescherming.jimdo.com  staat veel nuttige informatie, ook wat wetten, precedenten, maar ook wetenschap. Lees dus meer om voldoende kennis op te doen tegen ondeskundigheid, insinuaties en intimidatie door  jeugdzorgwerkers!