Maak omgang beter

ten gunste van de opgroeiende:

 

De jeugdbescherming G.I. heeft op grond van het EVRM en IVRK een actieve, inhoudelijke verplichting om omgang te bewerkstelligen . (Omgangssabotage en/of UHP en/of  einde-van-gezag):

Lees dit zo, wat de verplichtingen en dus inspanningsverplichting is van de G.I. (en RvdK), ook al wijkt uw situatie enigszins af van deze familie!

 

ECLI:NL:GHDHA:2018:2549 =

 

https://linkeddata.overheid.nl/front/portal/document-viewer?ext-id=ECLI:NL:GHDHA:2018:2549   

 

(Hoger beroep, familierecht, rekestprocedure, meervoudige kamer):             citaten:

 

3.1  

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast. –{Ga dus vooraf wel bescheiden in op zaken die als 'feiten' genoemd worden maar geen feiten zijn, maar leg niet daar de nadruk op! Let op de toon}.

4.3   

De ouder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen, althans de vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing in stand te houden en de beslissing omtrent artikel 1:265f lid 2 van het Burgerlijk Wetboek te vernietigen, en alsnog toepassing te geven aan hetgeen de moeder de rechtbank in eerste aanleg al heeft verzocht: a. maand 1: een keer per maand gedurende twee uur; b. maand 2: een keer per twee weken gedurende twee uur; c. maand 3: een keer per twee weken gedurende zes uur -{dus gefaseerd}; dan wel om een derde deskundige ex artikel 810a lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv810a) te benoemen, welke objectiverend zal moeten vaststellen welke omgangsduur en -frequentie in het belang van de minderjarigen zal zijn met de ouder. Dan wel een beslissing te nemen zoals het hof in goede justitie en in het belang van de minderjarigen juist acht. –{Ge ziet dat er vanuit wordt gegaan dat de rechter jurist is en geen creatief denkend orthopedagoog, zodat al de mogelijkheden concreet benoemd worden! Geef ook de gewenste deskundige op voorhand aan bij Rv810a!

Waar er een bedreiging geopperd wordt, vraag om bij eerste omgangsmomenten een orthopedagoog als begeleider om deze vermeende bedreiging te diagnosticeren!}.

 

5   De motivering van de beslissing :

5.1   

De ouder voert (in het beroepschrift, zoals aangevuld) ter zitting, – kort weergegeven – aan dat de voormalige gecertificeerde instelling de beslissing tot het beperken van de omgang tussen de i.d.g. moeder en de minderjarigen heeft genomen zonder enige onderbouwing met stukken. De i.d.g. moeder is van mening dat zij in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) geen eerlijke behandeling van haar zaak heeft gekregen. De gecertificeerde instelling is namelijk via de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gebonden om expliciet te onderbouwen waarom de contacten tussen de moeder en de kinderen extreem beperkt dienen te worden. Voorts stelt de moeder dat de gecertificeerde instelling op grond van artikel 3 [en 24 lid 1 resp. art.25] van het International Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) en artikel 8 EVRM verplicht is om op zorgvuldige wijze, specifiek per kind, te onderbouwen waarom en hoe lang zij wenst over te gaan tot zwaar overheidsingrijpen in het leven van zowel het kind als dat van de ouders. De moeder stelt daarnaast dat de rechter niet verplicht was uitspraak te doen in het kader van artikel 1:265f lid 2 BW omdat een volle toetsing onmogelijk was nu de voormalige gecertificeerde instelling niet had onderbouwd waarom de omgang moest worden beperkt. De moeder komt tot de conclusie dat de door haar voorgestelde omgangsregeling in het belang van de minderjarigen is.  –{Men kan daarbij aanvullen, in productie, wat wetenschappers zoals internist Ursula Gresser bevond; https://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/wertenschap-kind-oudercontact-schaden-is-schadelijk/gresser-vertaald-onderzoek/ }.

 

5.2    

De voormalige gecertificeerde instelling voert ter zitting – kort weergegeven – het volgende aan. De voormalige gecertificeerde instelling erkent dat zij juridisch gezien steken heeft laten vallen, maar blijft bij het standpunt dat er een beperking van de omgang heeft moeten komen, wat zorgvuldig is afgewogen aan de hand van de Checklist Ouderencontacten Pleegzorg (CHOP list) –{Dit is geen diagnostische checklist zoals ouders dienen te onderkennen èn weten uit te leggen}.  Voorts voert de voormalige gecertificeerde instelling aan dat de minderjarigen kampen met ernstige problematiek en dat de omgangsmomenten erg belastend zijn voor hen. Daarbij speelt een rol dat de moeder de afgesproken omgangsmomenten niet altijd nakomt. De voormalige gecertificeerde instelling concludeert dat de schriftelijke aanwijzing, waarbij de ouders twee uur in de acht weken contact hebben met de minderjarigen, in het ‘belang van de minderjarigen’ is. –{Ouders [moeten] weten waarom dat een cliché is!}.

 

5.3   

De gecertificeerde instelling voert ter zitting – kort weergegeven – aan dat zij de zaak sinds kort heeft overgenomen van de voormalige gecertificeerde instelling en dat zij in het beginstadium gefocust hebben op het door laten gaan van de omgangsmomenten tussen de ouders/familieleden en de minderjarigen. De gecertificeerde instelling geeft verder aan een onderzoek te zullen verrichten naar de problematiek van de ouders en hoe het gaat met de minderjarigen. De gecertificeerde instelling komt tot de conclusie dat nader onderzoek zal moeten uitwijzen met welke frequentie de omgang in deze zaak moet plaatsvinden.

 

5.4   

De vader voert ter zitting – kort weergegeven – het volgende aan –{waarbij blijkt dat voorlichten van de andere ouder van belang is, inclusief de toon!}. De vader is het eens met de stelling van de moeder dat de werkwijze van de voormalige gecertificeerde instelling te wensen overlaat. Er zijn beloftes gedaan die niet nagekomen konden worden. Verder is het de vader tot op heden onduidelijk hoe het nu verder gaat. Nadat de minderjarigen jarenlang onder toezicht zijn gesteld en uit huis zijn geplaatst, is er niets gebeurd –{onderken waarom dat een inspanningsverzuim van de G.I. is!}.   Voorts geeft de vader aan dat hij ook het liefst – net als de moeder – een uitbreiding van de contacten tussen hem en de minderjarigen zou zien, indien het belang van de minderjarigen zich daar niet tegen verzet –{ouders moeten dus weten waarom! Ze weten welk belang opkomt in de identiteitsfase, en wat de adoptiewetenschap over het ‘kennen’ van eigen familie zegt! Bij de weinige bezoekjes dienen ouders zich toch qua toon te gedragen!:}.

 

5.5   

De pleegvader voert ter zitting aan dat de contactmomenten met de vader goed verlopen. Met name dankzij één van de broers van de minderjarigen (naam[broer van de minderjarigen]) verlopen ook de contactmomenten tussen de moeder en de minderjarigen goed. Desondanks geven de bezoekmomenten met de moeder onrust, aldus de pleegvader. –{Ouders weten waarom dat een goed teken is. Er is hechting!}. Zo heeft de moeder volgens de pleegvader aangegeven dat de kamers van de minderjarigen gereed zouden zijn en dat zij terug naar huis kunnen komen. Voorts zijn de omgangsmomenten door de moeder regelmatig afgezegd. –{Ouders beseffen nu waarom ze zwart op wit moeten werken!}. De pleegvader {die geen deskundige is} geeft namens de pleegouders aan dat zij een uitbreiding van de omgangsregeling niet in het belang van de minderjarigen achten. Zowel [de minderjarige 2] als [de minderjarige 1] zijn over naar de volgende klas, maar [de minderjarige 2] met veel achterstand en veel moeite.  Zij zit in het traject van therapie, waar [de minderjarige 1] nog aan moet beginnen. De pleegouders zijn van mening dat het leven van de minderjarigen buiten de therapie, hun schoolwerk en wat spelen vol is –{wat geen argument is om een fundamenteel kindbelang te veronachtzamen! Ouders wéten aan te geven waarom!}.  De pleegouders concluderen tot instandhouding van de huidige omgangsregeling. -{Deze smoes is gewoon te verwachten, dus anticipeer!!!}.

 

5.6   

Het hof stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 1:265f lid 1 BW kan de gecertificeerde instelling, voor zover dit noodzakelijk is in verband met de uithuisplaatsing van de minderjarige, de contacten tussen een met het gezag belaste ouder en de minderjarige beperken voor de duur van de uithuisplaatsing. –{Dat moet wel orthopedagogisch verantwoord zijn, en is het op dit niveau veelal niet!}.  Ingevolge lid 2 van genoemd artikel heeft de beslissing van de gecertificeerde instelling te gelden als een schriftelijke aanwijzing in de zin van artikel 1:263 BW. –{Daarom reageren ouders naar de rechter binnen twee weken aldus BW1:264; de wet kennen is dus van belang}.  De schriftelijke aanwijzing dient te worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. –{De smoes van veel G.I’s dat ze niet onder de Awb vallen is dus hierbij duidelijk een afleidende smoes!}.  In de eerste plaats dient de rechter dan ook, aan de hand van het bepaalde in de hoofdstukken 3 en 4 Awb, te beoordelen of het besluit zorgvuldig tot stand is gekomen en toereikend is gemotiveerd. Op grond van artikel 1:265 lid 3 BW in verbinding met artikel 1:264 lid 1 BW kan de kinderrechter een schriftelijke aanwijzing op verzoek van een met het gezag belaste ouder geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren of intrekken, met dien verstande dat de kinderrechter een zodanige regeling kan vaststellen als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Het verzoek heeft geen schorsende kracht, tenzij de kinderrechter het tegendeel bepaalt. –{De hier genoemde wetsartikelen zijn links naar de tekst daarvan in de bovengenoemde link!!! Ken ze preventief!}.

 

5.7   

Voorts overweegt het hof dat ouders(s) en kind recht hebben op omgang met elkaar. Op grond van genoemde verdragen rust op de overheid en daarmee op de gecertificeerde instelling als uitvoerder van de jeugdmaatregelen als de ondertoezichtstelling een positieve verplichting ervoor zorg te dragen dat het familieleven zoveel als mogelijk gehandhaafd blijft. Deze positieve verplichting leidt ertoe dat alle voorbereidende maatregelen getroffen moeten worden om contact tussen ouder en het kind mogelijk te maken. Bovendien dient voortvarend te worden opgetreden, aangezien tijdsverloop onherstelbare gevolgen kan hebben voor de relatie tussen ouder en het kind (EHRM 29 januari 2013, nr. 25704/11 Lombardo tegen Italië). Waar staten een grote vrijheid hebben in kinderbeschermingszaken, hebben zij juist een grote verantwoordelijkheid tot het bevorderen van contact tussen kinderen en hun ouders (EHRM 17 juli 2014, nr. 19315/11, EHRC 2014/256, m.nt. M. Tuinman en P. Montanus (T./Tsjechië). Nadat een kind uit huis is geplaatst, rust er een grote verantwoordelijkheid op een staat teneinde het bezoekrecht van een ouder met het kind te waarborgen.  –{Ken ook deze precedenten! https://jeugdbescherming.jimdo.com/wetten-en-regelgeving/goede-precedente-uitspraken/leren-uit-ehrm/ ; er bestaat www.duckduckgo.com! Overzicht van enige wetten èn uitspraken van het EHRM: https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/overzicht-wetten-knelpunt! Bestudeer dit zèlf, ouders, omdat advocaten geen orthopedagogen zijn!}.

 

5.8   

Het hof constateert dat de kinderrechter bij de bestreden beschikking wel heeft vastgesteld dat de voormalige gecertificeerde instelling geen gehoor heeft gegeven aan de opdracht van de kinderrechter om zich schriftelijk uit te laten over de wenselijke vormgeving en frequentie van het contact tussen de minderjarigen en de moeder, maar vervolgens – naar het oordeel van het hof – zonder deugdelijke motivering deze beperkte omgangsregeling in stand heeft gelaten. De kinderrechter had de beslissing van de voormalige gecertificeerde instelling – gelet op bovengenoemde jurisprudentie van het EHRM – vol moeten toetsen, hetgeen zonder onderbouwing van deze beperking van de omgang door de voormalige gecertificeerde instelling onmogelijk was. Het hof begrijpt dan ook de stelling van de moeder zo dat zij van mening is dat de bestreden beschikking te summierlijk is gemotiveerd. Het hof is van oordeel dat de voormalige gecertificeerde instelling, noch de rechtbank voldoende onderbouwd hebben beargumenteerd op grond waarvan de omgang tussen de ouders en de minderjarigen twee uur in de acht weken zou moeten zijn. –{Ouders dienen te wéten hóé de ‘jeugdbescherming’ denkt met de clichés uit https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/valse-stemvankind en kennen de tegenargumenten, en hebben daarvan spiekbriefjes ofzo bij zich en in productie!}.

 

5.9   

Nu een nieuwe gecertificeerde instelling bij de zaak betrokken is en bij gebrek aan onderbouwde informatie, acht het hof het van belang – alvorens een beslissing te nemen over de frequentie van de omgang tussen de ouders en de minderjarigen – het reeds door de gecertificeerde instelling aangevangen onderzoek naar het verloop van de omgang af te wachten. De gecertificeerde instelling wordt verzocht tegen na te noemen pro-forma datum te rapporteren welke frequentie van de omgangsregeling het meest in het belang van de minderjarigen moet worden geacht.

 

6   De beslissing :

 

Het hof: alvorens nader te beslissen:

verzoekt de gecertificeerde instelling een onderzoek te verrichten als hierboven overwogen in rechtsoverweging 5.9 en daarover vóór 19 december 2018 te rapporteren;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

houdt de behandeling aan tot de zitting van 19 december 2018 pro forma;

houdt iedere verdere beslissing aan.

 

______ 

 

Het ìs een kindbelang om de eigen familie en afkomst durend te kènnen; dat blijkt uit de adoptiewetenschappen en uit Doyle, Gresser, Weinberger, etc..       Bestudeer daarom heel de site met links op jeugdbescherming.jimdo.com .

 

Samengevat door: BVD-advocaten :

Een overzichtje van die site, interessant om te lezen omdat er uitleg gegeven wordt naast dit: