Hechting en Weggeplaatst-zijn

 

(Dit is voorgelegd aan kinderrechters, en ouders mogen dit copiëren en als productie toevoegen aan hun verzoekschrift naar hun rechter)

 

In FJR 2012/95  (juridisch maandblad voor familiejuristen) is beschreven dat de destijds vaak genoemde hechtingsstoornis, bedoeld was onveilige gehechtheid, vier oorzaken kan hebben, waardoor er dus gediagnosticeerd moet worden, om niet vooraf reeds de ouders dit te verwijten en een beschermingsmaatregel op te leggen.

 

De  jeugdzorg indiceert hooguit, terwijl bij een ernstige ‘zorg’ er toch in feite een passend hulptraject bepaald moet worden. En wie kan dat beter en effectiever dan een specialist in de gezondheidszorg?!

 

Hoe vaak krijgen uithuisgeplaatste kinderen of kinderen met een ouder die weggezet is na scheiding, omgangssabotage, te horen waarom het die ouders of ouder niet mag zien? En hoe loyaliteitsconflicterend werkt dat in de psyche van het kind? Hoe vaak worden pleegkinderen gepest op school of in pleegomgeving omdat ze niet thuis mogen zijn?

 

De praktijk leert dat de jeugdzorgwerkers, gezinsvoogden, daartoe geen therapeutische bevoegdheid hebben en communicatie-technisch niet bekwaam zijn, en dus schade doen.  Sinds de jeugdzorgacademie van Carlo Schuengel liep het aantal klachten over bejegening op in plaats van af. De techniek is te leren!

 

Zeker bij hechting, dat bij problemen ook andere problemen induceert, is passend specialisme noodzakelijk. En ook ouders hebben wat aan een goede communicatietechniek, maar dat wordt niet verstrekt door de G.I..

 

Wat zijn de gevolgen waar de jeugdbescherming ingrijpt? Daar gaan we hier op in.

 

IVRK art. 24 lid 1: 

De Staten die partij zijn {dus o.a. Nederland}, erkennen het recht van het kind op het genot van de gróótst mogelijke mate van gezòndheid èn op vóórzíeningen voor de behàndeling van 'ziekte' en het herstel van de {ook orthopedagogische of psychische} gezondheid. De Staten die partij zijn, streven ernaar te waarborgen dat géén enkel kind zijn of haar rècht op tóégang tot deze voorzieningen voor gezondheidszorg wordt ònthouden."

 

Artikel 20 IVRK (kinderrechtenverdrag) geeft de Staat (c.q. de jeugdbescherming) het recht op ingrijpen en het kind wegplaatsen.

We noemen zowel het uithuisplaatsen (BW1:265b) als het onder OTS het gezag van één van de gescheiden ouders beëindigen, vanuit het kind ervaren, het wegplaatsen, waar dus één of beide ouders niet meer voldoende regelmatig in de levenssfeer van het kind komen.

Uiteraard preciseert artikel 24 lid 1 IVRK op welk niveau dit gezondheidsbeleven-aantastend handelen gemeten moet worden.

 

We mogen ons eerst afvragen hoe er wordt gemeten in de jeugdbeschermingsketen.

 

Daarover is wetenschappelijk wat te zeggen:

 

We citeren uit A Survey in Dutch Child Protection Professionals from ‘Safe Home’”  door Brenda Erens, Henry Otgaar, Corine de Ruiter et al.:

“Kennis van het geheugen van kinderen en forensische interviewvaardigheden zijn cruciaal bij onderzoeken naar kindermishandeling.” … 

“Blijkbaar bestaan bij veel [jeugdzorg]professionals misvattingen, die waarschijnlijk gevolgen hebben voor hun ‘professionele’ handelen en voor de beslissingen  die zij nemen in deze complexe  echtscheidingszaken.  Omdat de professionals niet over de juiste kennis beschikken en handelen vanuit onjuiste veronderstellingen, kunnen zij onbedoeld ernstige schade aanrichten  bij kinderen  in conflictscheidingsgezinnen. ...

 

"Professionals zijn, als alle mensen, vatbaar voor confirmatory bias, dat is de neiging om alleen naar informatie te zoeken die hun oorspronkelijke idee/hypothese bevestigt. …

 

"Zonder accurate kennis over de prevalentie van partnergeweld en kindermishandeling bij conflictscheidingen, {en zònder de mogelijkheden die de jeugdbescherming heeft door te verwijzen naar specialisten die geen beschuldigende gegevens dienen te verkrijgen, en zònder  de mogelijkheden in https://jeugdzorg.wixsite.com/jeugdzorg/omgangssabotage-g-i }, zal de professional het belang van feitenonderzoek naar deze vormen van huiselijk geweld bij conflictscheidingsgezinnen onderschatten en er geen rekening mee houden in de besluitvorming.   Confirmatory bias zorgt ervoor dat diezelfde professional vervolgens [g]een ‘bewijs’ voor mishandeling of geweld ziet.

 

Mogen we ter bewustwording er aan toevoegen dat ook monteurs en de slager  professionals  zijn, en niet geschikt voor een operatie of psychomedisch traject?! Professionals zijn geen diagnostische/ therapeutische specialisten.

 

 

 

Na al dan niet 'jeugdzorg' verkregen te hebben.

 

Laat tot u doordringen dat het kinderrecht recht geeft op (jeugd)gezòndheidszorg, niet op het lage 'jeugdzorg'.

 

Bovenstaande citaat wordt bevestigd door publicaties zoals van Cora Bartelink, proefschrift 2018, die vond dat de jeugdzorgwerkers te veel hun eigen jeugdervaringen lieten meewegen, en niet ‘zorgen’ lieten diagnosticeren. Dat resulteert uiteindelijk in een negatieve grafiek van gevolgen.

 

Klinisch psycholoog Femy Wanders van Accare  en gebiedsmanager RvdK Robert Vonk zien dat hulp op andere wijze verstrekt moet worden om “institutionele kindermishandeling”, hetwelk Wanders “professionele kindermishandeling” noemt, te voorkomen.  Het EHRM sprak in 2019 in het arrest Stand Lobben e.a. tegen Norway ook daarvan. Het gezin moet betrokken worden, met goede therapeutische voorlichting.   Een beschermingsmaatregel heeft niet de voorkeur.

 

En ook daarna moet er aantoonbaar aan thuisplaatsing gewerkt worden. We zien dat het in de jeugdbescherming veelal bij beweren blijft. Het verwijt aan ouders dat ze ‘veel hulpverleners’ van te lage kwaliteit hebben gehad die niets deden, geen inhoudelijke voorlichting gaven, mag niet als diskwalificatie gebruikt worden.

 

 

 

 

 

 

Prof. N.W. Slot publiceerde hoe 'effectief' een

OTS blijkt na twee jaren OTS...

 

In het Promotieonderzoek  van Sabine van der Asdonk, 15-09-2020, staat ook de noodzaak tot een [diagnostieke]  interventie vòòr de beslissing:  “Omdat we beargumenteren dat het implementeren van een gehechtheidsinterventie in het beslisproces de kwaliteit van uithuisplaatsingsbeslissingen kan verbeteren, hebben we de effectiviteit van een dergelijke procedure onderzocht. We hebben in één studie gevonden dat het toevoegen van informatie over de vooruitgang die ouders lieten zien na een gehechtheidsinterventie {een specialistische therapie zoals een Fasetherapie, goede voorlichting} kan bijdragen aan een verhoogde betrouwbaarheid van uithuisplaatsingsbeslissingen.”

 

Ze adviseren om vòòraf aan een beschermingsbesluit tot een maatregel eerst [bijvoorbeeld]  een [diagnostieke en voorlichtende] gehechtheids-interventie te doen. Daarmee kan een beschermingsmaatregel voorkomen worden.

 

Volgens dat onderzoek van Corine de Ruiter c.s. is het indiceren door jeugdzorgprofessionals, wat geen diagnosticeren is, zo risicovol dat diagnosticeren-naar-beroepscode door een specialist vele ‘valse positieven’ kan vermijden.  “Onze bevindingen zijn zorgwekkend  omdat de werknemers van Veilig Thuis de eerstelijns jeugdzorgprofessionals zijn die kinderen interviewen over een vermeende ervaring met misbruik.” 

 

De RvdK en de G.I. doen daarop niet zelfstandig gekwalificeerd onderzoek, zodat valse positieven het dossier vervuilen. Vele gedragswetenschappers in de jeugdbeschermingsketen zien en onderzoeken het cliëntsysteem niet zelf, en voldoen dan niet aan de te verwachten hogere beroepscode. Indiceren op ‘van horen zeggen’ in een MDO is voorbijgaan aan feitenonderzoek.

 

Wanneer de rechter er aan te pas komt:

 

Na de beslissing om een jeugdbeschermingsmaatregel te verzoeken bij de kinderrechter komt de rechter die dient af te wegen aan de hand van de onderzoekshiërarchie of het onderzoek van de jeugdbescherming enigszins voldoet aan aantoonbaar bewijs, niveau en motivering.  De Centrale Raad van Beroep heeft als hoogste Bestuurscollege uitgesproken – in LJN BD1113 – dat de kinderrechter als bestuursrechter dient te controleren.

 

Wat komt daarvan heden ten dage terecht, gezien de vele klachten en onvrede over de rechtspraak?

Is voldaan aan het internationaal recht?

 

Is er  in de rapportage van de jeugdbescherming een concrete afweging gesteld hoe ernstig de bedreiging van de ontwikkeling, kortweg ‘onveiligheid’, gesteld is tegenover de wetenschappelijk vastgestelde schadelijke contra-indicaties van een beschermingsmaatregel?

 

Enige wetenschappelijke uitspraken:   

 

Internist Prof.dr.med. Ursula Gresser schreef in 2015 en vertelde dat kinderen ziek worden waar ze weggeplaatst worden van één of beide ouders.  

   

“Na deze publicatie kunnen rechters niet meer zich verschuilen door dit kindbelang te negeren.  De rechter (of raadswerker/gezinsvoogd) die nu nog contactbeschadigend handelt, handelt willens en wetens kind-beschadigend, een vorm van ‘institutionele kindermishandeling’.  Contactsabotage naar ouders maakt kinderen na de scheiding ziek", zegt Ursula Gresser. {Dit geldt zeker ook bij scheidende Uithuisplaatsingen, dubbelop}.
De arts heeft de zes meest recente internationale studies over dit
onderwerp geëvalueerd.
"Het verlies van contact met levende ouders schaadt kinderen ongeveer twee keer zo lang en drie keer zo intens als contactbreuk wegens de dood van een ouder," zegt Gresser. “Het weghouden van ouder(s), de vertrouwde omgeving voor een kind, door middel van bijvoorbeeld vonnissen, gezinsvoogdijbeleid of negatie van het kindbelang, wekt heimwee en andere verschijnselen op in de psyche van het kind.  Ook al zijn de ouder(s) eigenlijk bereikbaar, voor het ontvankelijke kind onder vreemde druk is dat niet zo.”

 

Joseph J. Doyle  heeft diens zesde studie gepubliceerd: "Het bewijs is binnen: Pleegzorg vs. Gezinnen-Samen-Houden: The Definitive Studies'"

 

Hij begon  in 2007 vast te stellen met een hoogwaardige studie in de onderzoekshiërarchie door kinderen die genomineerd waren om uithuisgeplaatst te worden (N=15.000; longitudinaal onderzoek) random te splitsen  in twee groepen. Zij die thuis hulpverlening kregen bleken achteraf er veel beter aan toe te zijn dan de groep die werd weggeplaatst. (Later een N=23.000).

 

Kinderen die thuis mochten blijven, hebben als tieners véél minder kans om zwanger te worden, om te eindigen in het jeugdstrafrecht, en veel meer kans om een baan te houden gedurende ten minste drie maanden dan vergelijkbaar 'mishandelde' kinderen die in een pleeggezin, uithuis, werden geplaatst. In verdere studies bleek ook suïcide, depressie, delinquentie, etc. veel minder voor te komen bij hen die thuis mochten blijven met hulp.

 

Jo Hermanns heeft dat in diens studie in Zeeland  ook ondervonden.

 

Waar Susan L. Smith in ‘Keeping the Promise’ constateerde dat de reguliere jeugdzorg niet de kennis matcht bij de case, laat Daniel R. Weinberger, 2018,  u schrikken: Hij vindt de psychische gevolgen van de stress bij het kind door het weggeplaatst-zijn van diens ouder(s) niét als ernstigste: de aangetaste uitstrengeling van DNA noemt hij een sinistere tijdbom. Nog veel ernstiger!

Dit heeft ook op latere leeftijd gevolgen voor de gezondheid en levensverwachting.

 

Ook een collectief van meer dan 40 wetenschappers komt op de

schadelijkheid van uithuisplaatsen en het soms vreemde gedrag van jeugdzorgwerkers.

“We kunnen hieruit concluderen dat het gebruik van de populaire versie van 'ongeorganiseerde gehechtheid', {en zeker bij kreten als “reactief hechtingsgestoord” of het ongenuanceerde "hechtingsprobleem"}, verspreid in handboeken en praktijkgidsen voor met name maatschappelijk werkers, zijnde ‘jeugdzorg’ en ‘jeugdbescherming’, kan leiden tot beslissingen die meer kwaad dan  goed doen, waarbij kinderen mogelijk uit hun gezin worden weggeplaatst en vaak meerdere onstabiele pleegplaatsingen ervaren, op basis van twijfelachtige veronderstellingen.

 

Het moge duidelijk zijn dat deze contra-indicaties bij beschermingsmaatregelen behoren afgewogen te worden door deskundigen.

 

"Het wetenschappelijk bewijs tegen het scheiden van kinderen uit gezinnen is glashelder," zei Erin C. Dunn in een meta-analyse. "Niemand in de wetenschappelijke gemeenschap zou het betwisten, het is niet zoals andere onderwerpen waar meer debat tussen wetenschappers is.  We weten allemaal dat het slecht is als kinderen gescheiden worden van vertrouwde ouders.  Gezien het wetenschappelijke bewijs is het kwaadaardig en komt het neer op kindermishandeling."

 

Meta-analyses en groepsvergelijkend wetenschappelijk onderzoek staan aan de top van de onderzoekshiërarchie. Het beweren staat zeer laag in de hiërarchie.

 

De rechter mag hieruit een  keuze  maken, wat te concluderen….  Het is belangrijk dat het waarschuwingsbord dat Mr. G.J. Wiarda bij de vrije rechtsvinding zette nu gezien wordt als een groot knipperlicht.

    Zo zegt  René Hoksbergen:

De laatste decennia wordt het ons allemaal steeds duidelijker dat mensen die niet opgroeien bij hun biologische ouders daarin psychische zin erg veel moeite mee hebben. Velen blijken jarenlang te worstelen met dit belangrijke aspect in hun leven, met deze ontbrekende kennis. Het populaire televisieprogramma Spoorloos laat dit al lang zien, en uit de adoptiepraktijk en wetenschappelijk onderzoek is dit meer dan duidelijk geworden.” [Dit staat ook in  hieren enige ervaringen uit de praktijk  hier  }.

 

 

De beschermingsmaatregel:

 

De gevòlgen van het wegplaatsen hoeven na deze overweging eigenlijk niet meer geduid te worden.

 

Toch zien we in dossieronderzoek als ouderondersteuners bij ouderorganisaties en advocaten, en ook bij hoogleraren, dat de G.I.’s het voortvarend oplossen al decennia tegenwerken.

 

Pas aan het einde van een OTS-termijn beginnen met het aanmelden, wetende dat er een wachtlijst is zodat er verlengd moet worden, of dat ouders een naar kinderrecht passender onderzoek wensen - nu wel met inhoudelijke voorlichting - en dat tegenwerken, of verkeerde, sturende onderzoeksvragen indienen voor  bij de ketenpartner, etc., gaat tegen het doel van BW1:255 (MvT) in; het voortvarend oplossen van de concrete bedreiging (BW1:255 lid 4).   Bezoekregelingen zo laagfrequent vaststellen dat het kind ontwend raakt, tegen lid 3 van BW1:262 in, en dan zeggen dat het kind niet terug kan, is ook zo’n bewijs van tegenwerking.

 

Uitsteltactiek, zoals bij de regering ook gebruikelijk is, door nòg eens een onderzoek te gelasten, met verkeerde onderzoeksvragen, zorgt voor vertraging en dus een vlot voorbij gaan van de zogenaamde en ongecodificeerde ‘aanvaardbare termijn’ uit BW1:255.  

 

De onderbouwing van die ‘aanvaardbare termijn’ is dubieus. De G.I. bewijst met vertragingstactieken en het niet laten diagnosticeren op het niveau dat de ouders conform BW1:247 bewaken, dat de beweerde ‘zorgen’ niet zo serieus te nemen zijn.

 

Ouders afdreigen en te vage eisen stellen zonder lid 1 van BW1:262 uit te laten voeren zet ouders op een niet in te halen achterstand. Er wordt zelfs richting ouders beweerd dat hun verzoeken volgens de Awb over zaken die niét bij vonnis zijn vastgelegd niet beantwoord hoeven te worden omdat de G.I. niet onder de Awb zou vallen.

 \/

 \/

 

Nadat jeugdzorgkinderen 18+ worden is er ook te meten hoe goed jeugdzorg opgroeienden aflevert

in de maatschappij.

Dit tegenover de 'gewone' opgegroeiden.

Waar 'gewoon' zo'n 90% uitmaakt van het totaal, is een score van 90% of 80% voor die ca. 10% jeugdzorgkinderen wel extreem hoog.

 

Kinderen, of ze uit een gewoon gezin komen of geadopteerd zijn, of als pleegkind geplaatst, verschillen niet zo in de psychische ontwikkeling van het weten in welke juridische status ze leven. Kinderen zijn geen juristen. Gemis is gemis. En dat wraakt zich bij onjuist handelen door de jeugdbescherming, die eigenlijk behoort te weten dat de identiteitsfase rond de adolescentie ook behoort tot het kindbelang.

 

BW1:262 lid 3 heeft het doel het durend kennen van de eigen ouders – naar diagnostiek zo mogelijk – te bestendigen. De jeugdbescherming toont al te vaak dat niet te weten, terwijl deze identiteitsfase als even belangrijk wordt geacht als de hechtingsfase van prenataal tot ca. 5 jaren.

 

En aan wat vertrouwen rechters kinderen toe bij een beschermingsmaatregel….

 

Over de aanvaardbare termijn is geschreven op https://jeugdbescherming.jimdofree.com/kwaliteit/fjr-2012-95-over-hechting/aanvaardbaretermijn-onzin/ .

 

Hoe diep gaat dit?

 

U bent al enige grafieken tegen gekomen.

 

Diverse wetenschappers hebben onderzoek gedaan. Prof. Wim Slot et al.. Vond in zijn eerste onderzoek hiernaar dat een OTS na twee jaren in 28% der cases verbetering liet zien in de vorm van vermindering van zorgpunten. De rest, 72%, verbeterde niet. Wel bleek dat bij 38% er verslechtering optrad. Hij mocht dit onderzoek niet (met meer nuance in groepen) overdoen.

 

Analytisch pedagoog Harry Berndsen vond in de dossiers dat er bij 60% te veel fouten in stonden, beweringen die geen feiten maar insinuaties waren om de rechter over de schreef te trekken.

 

Hoogleraar en psychiater Theo Doreleijers e.a. (in de uitzending op https://www.youtube.com/watch?v=H2fFBZl-cG0 bij 5 minuten 25”, waar ook oud-kinderrechter Nanneke C. Quik-Schuit te horen is) vond achteraf na gesloten plaatsing dat de meisjes in 90%  slecht tot zeer slecht terecht waren gekomen. Pijnlijk.

 

Een collectief psychologen vond dat jeugdbescherming bij drie op de vier kinderen niet de juiste hulp matchte (75%).

 

Jo Hermanns in dat onderzoek in Zeeland (in https://www.youtube.com/watch?v=F6Dthj9XBLU 9:30 minut.) noemt die 75% UHP, als zoveel kan er verminderd worden op het aantal uithuisplaatsingen, en dan nog maar kort.

 

En zo komt de 25% (goed) en 75% (slecht) regelmatig voor.

 

De jeugdbescherming zegt dan dat ‘ze toch ook wel veel goed doen’. Is dat waar of propaganda?

 

Emeritus hoogleraar Opvoedkunde Jo Hermanns liet ons op een congres, 2016, dit plaatje zien:

 

Het gemiddelde van zorgpunten rond het beslissen over een beschermingsmaatregel:  De levenskwaliteit werd bij eerste jeugdzorg-hulp als beter ervaren, doch daarna zakt die kwaliteit tot onder de zorgen en hulpvraagpunten bij aanvang van de hulpvraag.

 

Meer wetenschap is per link verstrekt.

 

Nu moeten de weggeplaatsten nog beschermd worden tegen de jeugdbescherming, zoals het EHRM ook duidde.  De woorden “institutionele kindermishandeling” is ook door het EHRM gebezigd.

Laten we dat voorkomen.

Laten we de gevolgen voorkomen…

 

Om met Berndsen te spreken:

‘Problemen oplossen is oorzaken wegnemen’.

 

 

Tj.W. Strubbe

AdoptieZaken & Familierecht, 2022.



Een ander inzicht: 

 

 


Meer over hechting en jeugd'zorg':

De artikelenreeks op https://jeugdbescherming.jimdofree.com/adoptie-en-pleegzorg/ ;

Femmie Juffer: https://jeugdbescherming.jimdofree.com/kwaliteit/fjr-2012-95-over-hechting/nieuwe-hechtingsinzichten/ ;

Groot hechtingsonderzoek: https://jeugdbescherming.jimdofree.com/kwaliteit/fjr-2012-95-over-hechting/groot-hechtingsonderzoek/ ;

'Aanvaardbare termijn' wordt misbruikt: https://jeugdbescherming.jimdofree.com/kwaliteit/fjr-2012-95-over-hechting/aanvaardbare-termijn-rechtelijk/ waar de G.I.'s zich zelden aantoonbaar houden aan de wet.

Deze sites zijn gericht aan ouders, die vanuit de 'jeugdzorg' geen inhoudelijke informatie verkrijgen, geen preventieve voorlichting en hulp, en regelmatig zelfs misleid worden en afgedreigd, als een chantage: "Wanneer u niet met ons instemt dan plaatsen we u w kind weg!".